[Willem Adriaan van Rees]
Rees (Willem Adriaan van), geb. 13 Maart 1820 te Arnhem, doorliep in het Indische leger alle rangen, totdat hij in 1864 met den rang van majoor gepensionneerd werd. Sedert 12 Juli 1870 is hij lid der Alg. Rekenkamer.
Behalve een aantal werken over militaire onderwerpen, schreef hij: Montrado, geschied- en krijgsk. bijdrage betreffende de onderwerping der Chineezen op Borneo, 's-Bosch 1858; Wachia, Taykong en Amin, of het Ned. O.-I. leger in 1850, Rott. 1859; De annexatie der Redjang, eene vredelievende expeditie, Rott. 1860; Herinneringen uit de loopbean van een Indisch officier, 2 dln., Leid. 1862, 4e druk, 1873, in 't Hoogd. vertaald door Wilhem Berg (Mevr. Lina Schneider), Manheim 1869; De Bandjermasinsche krijg van 1859-'63, 2 dln., Arnh. 1865; De Pionniers der beschaving in Nederl. Indië, Arnh. 1866; Toontje Poland, Indische typen, 2 dln., Arnh. 1867; De Bandjermasinsche krijg nader toegelicht, Arnh. 1867; Vermeulen Krieger. Tafereelen uit het Indische krijgsleven, Arnh. 1870; Historisch-Indische schetsen. Bloemlezing, Arnh. 1873. Onder den titel: Novellen, levenschetsen en krijgstafereelen, verschenen in 6 dln., Leiden 1881: Toontje Poland, Herinneringen, Vermeulen Krieger en Ned.-Indische typen en Krijgstafereelen. Verder: Wynanda. Indische novelle, Haag 1881; benevens als vertalingen: Steck, Reis naar Java, Utr. 1862; Hertog Bernard van Saksen-Weimar, Utr. 1863. Met M.T.H. Perelaer (blz. 601): Neêrlands Indië. Teekeningen van J.C. Rappard, Leid. 1880-'82.