[Sebaldus Fulco Johannes Rau]
Rau (Sebaldus Fulco Johannes), tot een geleerd, uit Herborn afkomstig geslacht behoorende, werd geb. te Utrecht 16 Oct. 1765 en ald. in 1784 als student ingeschreven, doch beoefende toen reeds met zeldzame resultaten de levende, klassieke en inzonderheid de oostersche talen, benevens de godgeleerdheid. In 1786 werd hij Waalsch pred. te Harderwijk en nog dat zelfde jaar te Leiden; in Nov. 1787 hoogleeraar in de theologie, in 1794 tevens belast met het onderwijs in de oostersche talen en antiquiteiten. Kort na de omwenteling van 1795 ontsloeg men hem wegens zijne gehechtheid aan het stadhouderlijk huis, doch vier jaar later droegen de curatoren hem opnieuw het professoraat in de oostersche talen op. De hoogeschool had niet lang genot van zijne veelzijdige kennis, daar hij den 1 December 1807 aan eene korte maar hevige ziekte bezweek.
Te Utrecht studeerende behoorde hij tot den bekenden dichterkring van Bellamy, Kleyn, Carp en Hinlopen en arbeidde met hen aan den Poëtischen Spectator,