[Karel Victor Hippoliet de Quéker]
Quéker (Karel Victor Hippoliet de), te Beveren op den IJzer (West-Vl.) geb. 6 Oct. 1857, ontving zijn onderricht in zijn dorp, in de Staatsmiddelbare school van Veurne en aan de Normaalschool van Gent. Opvolgenlijk was hij beambte bij den Staatsspoorweg, onderwijzer te Poperinge en te Ieperen en werd in 1884 bureeloverste bij het gemeentebestuur der stad Brussel en bijzondere secretaris van den Burgemeester dier stad.
In de Nederlandsche Dicht- en Kunst-halle, Jong Vlaanderen, De Volksschool, enz. leverde hij bijdragen in dicht en proza, terwijl hij afzonderlijk uitgaf: De Natuurwetenschappen in de lagere school, Ieperen 1883; Iepersche Bloemen, schetsen en beelden uit ons verleden, Hilda, 1361, Ieperen 1886; Rozier, gedicht, Bruss. 1886; Een Drama onder de gevloekte Wet-1884, Bruss. 1886; Piétrina, drama in drie bedrijven, Antw. 1887; Herboren Liefde, tooneelspel in éen bedrijf, Antw. 1887; Finis Coronat Opus, blijspel met zang in éen bedrijf. Bruss. 1887; Maria van Brabant, groot vaderlandsch drama in vijf bedrijven, Bruss. 1887; In de Val! blijspel in één bedrijf, Bruss. 1887; De Kroep, tooneelspel in éen bedrijf, Bruss. 1887; Eigen Keuze, tooneelspel in éen bedrijf, muziek van Gentil Antheunis, Bruss. 1887; De Schapekop, blijspel met zang in éen bedrijf, Antw. 1887; Te Romanesk, blijspel in éen bedrijf, Antw. 1887; De zwarte Beer, blijspel met zang in éen bedrijf, Antw. 1887; Het gevonden Kind, tooneelspel in éen bedrijf, Bruss. 1888; Kaf en Koorn, verzameld uit CXXVIII dichtaren, Bruss. 1888; Rarekiek, bundel novellen, Ieperen 1889.