[Jacobus Josephus Putman]
Putman (Jacobus Josephus), den 4 Jan. 1819 te Oudewater geb., deed zijne hoogere studiën te 's-Heerenberg en werd op 10 Augustus 1836 tot priester gewijd. Straks toog hij naar de West en stond van 1839 tot '53 als pastoor te Santa Rosa op Curaçao. Naar het vaderland wedergekeerd werd hij in 1853 pastoor te Cabau, om in 1857 te worden verplaatst naar de kerk buiten de Wittevrouwenpoort te Utrecht. In 1858 werd hij tevens lid van het aartsbiss. kapittel en in 1868 deken der stad Utrecht. Zijn overlijden valt op 8 Mei 1883.
Behalve een gebedenboek in de Negertaal van Curaçao, 'twelk daar thans nog in druk gebruik is, schreef hij: Gebedenboek ten dienste der Katholieke jeugd, dat in 1849 voor de eerste maal verscheen en in 1864 een vierden druk beleefde; Wolfhesen en Kevelaar, Utrecht 1865; Cervantes Reis naar den Parnassus, Utrecht 1872; Studiën over Calderon en zijne geschriften, Utrecht 1881; Mijne Studiën over Calderon en zijne geschriften verdedigd, Utrecht 1882.
J.J.H.