[Anthonij Winkler Prins]
Prins (Anthonij Winkler), geb. 31 Januari 1817 te Voorst, werd te Utrecht candidaat in de wis- en natuurkunde en in de letteren, stud. daarna aan het Doopsgez. Semin. en werd in 1841 pred. te Tjallebert, in 1850 te Veendam; na zijn eervol emeritaat in 1882 vestigde hij zich te Amst., waar hij zijn letterarbeid onvermoeid voortzette, gelijk hij sinds Mei 1889 te Lisse doet.
Hij schreef: De droom, een gedicht, Utrecht 1837; Durwic of de laatste Bard, een gedicht, Amst. 1839; Hansje of het Bruidsgeschenk, idylle naar Eberhardt, Amst. 1840; Braga (1e jrg. onder medered. van Ten Kate), Utrecht 1843, nieuwe uitg. met aant., Dev. 1882; De Vlinder, 3 st., Heerenveen 1844-'48; Bemoediging in tegenspoed, een gedicht, Heerenveen 1847; Aan Alphonse de Lamartine, een gedicht, Heerenveen 1848; Leerredenen, Heerenveen 1851; Brand op zee, een gedicht, Wildervank 1852; De gesluijerde Profeet van Chorassan, een gedicht naar Moore, 's-Hage 1853; De bisschoppelijke hierarchie, de protest. beweging en het ministerie, Wildervank 1853; Ziet om u! ons huis en zijne bewoners, Wildervank 1863; Beknopte schets der dampkringskunde, Amst. en Sneek; Natuurtafereelen uit den Harz, noordelijk Italië en Zwitserland, Sneek 1858; Zwitserland, dichtstukken, Wildervank 1860; Drie extra-beschouwingen uit de Veenkoloniën over de hergraving der Diepen te Veendam, Wildervank 1863; De veldslag bij Waterloo, Wildervank 1865; Het ministerie Thorbecke, Wildervank 1865; Aan den heer Mr. Thorbecke bij het vragen van zijn ontslag, Wildervank 1866; Handb. der aardrijkskunde, door 't Nut uitgeg., 3 dln., Amst. 1859-'68; Gesch. en beschr. van Schiermonnikoog, Amst. 1868; Beschouwingen uit de Veenkolonie, een bundel art. uit de Gron. Courant, Gron. 1866; Geïllustreerde Encyclopaedie, Amst. 1869-'82, 15 dln. en 1 deel platen, een reuzen-arbeid, reeds sedert 1883 in tweede uitgave verschenen; Geïllustreerde Aardrijksbeschrijving ald. 1889. Verder vertaalde hij een groot aantal werken over natuurlijke historie en andere takken van wetenschap, leverde dichterlijke bijdragen in den Muzenalmanak, Aurora, Christophilus, den Miniatuur-almanak en onderscheiden studenten- en volksalmanakken, prozastukken in De Gids, de Vaderl. Letteroefeningen, De Economist, De Vrije Fries, Europa, Nederland en vooral in het Practisch Volksboek, dat hij eene reeks van jaren redigeerde; dagbl., inzonderheid Prov. Friesche, Twentsche Gron. en Veendammer Courant.
(Geïllustr. Encycl., P. blz. 479.)