Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde

[Isaac Prins]

Prins (Isaac), uit hetzelfde geslacht als de voorg., geb. 15 Februari 1781 te Leiden, waar zijn vader jur. dr., fabrikant en burgemeester was, werd reeds in 1796 ald. tot de acad. lessen bevorderd, stud. aanvankelijk in de letteren, daarna voor zijne bestemming in de theologie, werd in 1802 pred. te Ede, en was dit achtereenvolgens in 1807 te Lange- en Kortezwaag, in 1815 te Oud-Beierland, in 1817 te Alkmaar, 1822 te Dordrecht en in 1825 te Amsterdam, tot aan zijn emeritaat in 1873 na den hoogst zeldzamen zeventigjarigen diensttijd volbracht te hebben. Hij onttrok zich echter nog niet geheel aan hetgeen hem belang inboezemde, nam zelfs eenigszins deel aan den 300n gedenkdag der hoogeschool, waarin hij opgeleid was en overleed te Amst. 5 Febr. 1879.

Behalve van eene menigte stukken in den Navorscher, de Godgeleerde Bijdragen en een aantal leerredenen, godsdienstige werkjes en vertalingen, is hij de schrijver van

[p. 627]

verschillende boekjes voor bijbelsch onderwijs, die een voor ons land merkwaardig groot aantal drukken beleefden, b.v.: Onderwijs in de bijbelsche geschicdenis voor eenigzins gevorderden, Amst. 1822, 36ste druk, 1871; Idem voor meer gevorderden, Amst. 1824, 18de druk, 1871; Idem voor eerstbeginnenden, Amst. 1824, 34ste druk, 1869. Hij schreef ook een Leesboek over de bijbelsche geschiedenis, 3 stukken, Amst. 1827-'29, 2de druk, Gorinchem 1838-'40, en gaf een paar jaargangen (1840 en 1841) van het Christelijk Jaarboekje uit. In de Hand van Lett. gaf hij de levensberichten van E.B. Swalue, 1865, en van J.J. van Voorst, 1869; gelijk hij elders zijn bloedverwant van moederszijde, dns. H. Rietveld, in herinnering gebracht had.

(Hand. Mij. Ned. Lett. 1879.)