Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Elisabeth Maria Post]Post (Elisabeth Maria), geb. 22 Nov. 1755 te Dordrecht; toen haar vader zijn vermogen verloren had, vestigde de familie zich in Gelderland en twee zoons gingen naar West-Indië; na den dood van den vader woonden moeder en dochters te Arnhem, waar de oudste zoon, Evert Johan, van 1783 tot 1823 pred. was. Eliza had haren verloofde door den dood verloren en de uiteenloopende omstandigheden in haar leven hangen met hare letterk. werkzaamheid samen. Haar eerste werk: Het Land, in brieven, Amst. 1788, verscheen naamloos, doch met een' brief van dns. A. v.d. Berg (blz. 55 hiervoor) aan Mevr. van Essen (blz. 239), 2e dr. 1789. Bij den dood van haar' vader, schr. zij: Voor Eenzaamen, Amst. 1789, en droeg het geschrift op aan hare moeder, een bundeltje proza en verzen, te Arnhem voltooid; Reinhart, of Natuur en Godsdienst, 3 dln., met haar portret, Amst. 1791, '92, '93, betrekking hebbende op haar gen. broeder in De West; Mijne kinderlijke Traanen, Amst. 1792, is aan de nagedachtenis harer toen overl. moeder gewijd, na wier verscheiden zij bij hare zuster ging, de echtgenoote van dns. J.A. Streso, z.a., te Noordwijk-aan-Zee, 1790-1800, en zoo bekend werd met diens ambtgenoot te Noordwijk-binnen, Justus Lod. Overdorp, in 1762 te Doetinchem geb., en als pred. van Sassenheim gekomen in 1790; haar huwelijk werd 1794 voltrokken, en in den daaraan voorafgaanden tijd, dichtte zij hare: Gezangen der liefde, Amst. 1794, opgedragen aan de baronesse van Spaen van Biljoen. Uit dit bundeltje blijkt, dat zij destijds met de Dames van Biljoen, Beekhuizen, Rosendaal en den Boedelhof verkeerde. Onder den invloed van haren nieuwen levenskring te Noordwijk gaf zij nog: Gezelschap en eenzaamheid, Gron. 1795; Het waar genot des levens, in br., Amst. 1796 en Ontwaakte Zanglust, 's-Grav. 1807. De dood van haar broeder H.H. Post gaf haar een werkje in de pen: Ter gedachtenis van..., in 1809 te Demerari overleden. Hare meeste schriften zijn herdrukt en onderscheiden zich door gevoel, zonder de sentimentaliteit harer dagen. Verder bewerkte of vertaalde zij uit het Hgd.: Don Carlos, van Schiller, Amst. 1789; Taf. van het huiselijk leven, van Starcke, 2 dln., Amst. 1803 en '4; Frederica Weisz en hare dochters, Amst. 1806. Door de verplaatsing van haren man naar Epe, woonde zij ald. sedert 1807 en overl. er 1812; in het naburige gehucht Tongeren, waar een particuliere grafkelder is, werd zij begraven. Haar echtgenoot hertrouwde en overleed als em. pred. van Epe, te Zutfen, 15 Juni 1844, 82 jaar oud. |
|