Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 616]
| |
op 1 April 1758 geb. te Wacken (West-Vl.), studeerde aan de Hoogeschool van Leuven en vestigde zich als dokter, chirurgijn en vroedmeester in zijn geboortedorp, waar hij overleed op 28 Jan 1835. Toen in het begin onzer eeuw de Nederlandsche letterkunde in de Vlaanderen nog geheel sluimerde, was Van de Poel een der weinigen, die de lier weder aangrepen, om de kunst- en vaderlandsliefde bij zijne landgenooten op te wekken. Onder zijne zinspreuk: Suum cuique pulchrum dong hij mede in wedstrijden voor de dichtkunst en het gelukte hem den lauwer te behalen. De gedichten door hem nagelaten, zijn: 's Menschdoms val en verlossing, ten jare 1806 ingezonden voor den wedstrijd, uitgeschreven door de Rederijkerskamer St. Catharina te Wacken; Den jongsten dag des oordeels, bekroond met den 2den prijs te Aalst in 1809; De Belgen, in 1810 in dezelfde stad bekroond met den 3den prijs, en zijn gedicht op Abrahams offer, ingezonden voor den kamp van Deinze in 1811. Verder maakte hij nog tal van gelegenheidsverzen van welke er nochtans slechts weinige het licht mochten aanschouwen. |
|