Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 615]
| |
priesterwijding tot kapelaan te Amsterdam benoemd; in 1842 werd hij leeraar aan het seminarium Hageveld, en was sedert 1854 hoogleeraar aan het seminarium te Warmond. Hij schreef: Gedichten bij het 5e eeuwgetij van het Mirakel van Amsterdam, Amst. 1845; Gedichtjes voor de jeugd, Grave 1849; Pelgrimsliederen, 's-Hage 1853; Godvruchtige overwegingen en gebeden naar Thomas a Kempis, 's-Hage 1858; Aan 's Heeren H. Wonder, Amst. 1859; Het kerkelijk jaar, 's-Hage 1859; Lijkrede op den Hoog Eerw. Heer H. Hoek, kanunnik, Amst. 1859; Godvruchtige oefeningen ter eere van de H.H. XXVI Gekruisten van Japan en den H. Michael de Sanctis, Leid. 1862; De Moeder Godsmaand, overwegingen, gebeden en gezangen, Leid. 1864; Lijdenszang, Leid. 1866; Godvruchtige oefeningen ter eere der H.H. XIX Martelaren van Gorkum. Geschiedenis, novellen, gebeden en gezangen, Leid. 1868; Handboekje voor de Leden van de Aartsbroederschap der H. Familie, regels, gebeden en gezangen, Leid. 1869; Getijden van het Allerheiligst Sacrament des Altaars, 's-Hage 1869; Getijden van de onbevlekte ontvangenis der H. Maagd Maria en Getijden der overledenen, 's-Hage 1871; Korte Lijdensoverwegingen naar de uren der kerkelijke Getijden, Leid. 1872; Kerkliederen, Leid. 1872; Historische zamenvoeging van de Boeken der Koningen en Paralipomenon, alsook van I en II Esdras en Esther, en I en II Machabeën, Leid. 1873. |
|