Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Johannes Matthias Pfeil]Pfeil (Johannes Matthias), geb. te Amsterdam 2 Febr. 1786, werd in 1810 schout van Nieuwendam, en was daarna notaris en procureur te Monnikendam tot 1838, toen hij ambteloos te Wijk-bij-Duurstede ging wonen, waar hij in 1873 overleed. Hij schreef: Paarlen en glasscherven, gedichten toegewijd aan zijne kinderen, Monnikend. 1826; Mijne portefeuille, gedichten, id. 1828, beide niet in den handel. Zijn in 1810 te Amst. gesloten huwelijk met Magd. Corn. Joh. Imbyze van Batenburg, naar zijne voorstelling behoorende tot het bekende adellijke geslacht, bracht hem tot het schrijven van De vier Batenburgen en Batenburg, Utr. 1855. Ook had de bekende opvatting van Bilderdijk, dat de familie zijner eerste vrouw mede tot de Batenburgen behoorde, hem in aanraking gebracht met de schoonzuster van den Dichter, Mevr. Elter-Woesthoven, zie blz. 232, en had hij de aldaar vermelde uitgave harer gedichten beproefd. (Ned. Spect. 1888, nr. 38.) |
|