[Jean François le Petit]
Petit (Jean François le), vermoedelijk geb. in 1545, (volgens een zijner portretten in 1541), was in 1577 griffier van Béthune (Artois); tusschen 1595-'98 was hij notaris te Middelburg, waar hij zich op het historieschrijven begon toe te leggen.
Behalve eene kronijk, welke tot 1600 loopt, vóór het begin der onlusten slechts compilatie of vertaling is en driemalen herdrukt werd, schreef hij: Nederlandts Ghemeenebeste, bestaende in Staeten, soo alghemeene als byzondere van 't Hertoghdom Gelre, enz. in 't breede beschreven met alle haere steden, sterckten, vestingen ende aenmerckelykste plaetsen, vergeleken met die van de Switsersche cantons, inhoudende de oirsaecken en de redenen, die beide beweeght hebben, het jock van 't Huys van Oostenryck te verwerpen, ende van haeren hals af te schudden. Het werd door zijn zoon omstreeks 1615 te Arnhem uitgegeven, nadat hij overl. was.
(Zelandia illustrata, I, 621.)