een Eendragtsminnaar aan zijnen vriend, Utr. 1779; Nieuw Nederlandsch Speldeboek, 4e dr., 1809; Dichtkundige bespiegelingen, Utr. 1783-1804; De oude Cato, en de droom van Scipio, naar 't Latijn van Cicero, Utr. 1784-'88 en 1804; Gedagten over 't Sentimenteele, Utr. 1784-1804; De Hedendaagsche Stoïcijn, 2 dln., Utr. 1786-'87; Algemeene Catechismus voor de Burger jeugd, Utr. 1788; Overdenkingen, Utr. 1793; De wijsgeer der Natuur en der Openbaring, 2 dln., Utr. 1797; De Zuid-Bevelandsche Dorpsleeraar, Utr. 1799; Aan de leeden der Beschaafde Wereld, 2e dr., Utr. 1804; De Lente, een gedicht, naar het Hoogduitsch van Kleist, 2e dr., 1804; Gedichten, (waarin De Zeeuwsche Graanbouw, afz. Utr. 1802) 2e uitg. 1 dl., Utr. 1808; Spreuken, Opgaven. Overweegingen, Bepalingen, Gronden, Utr. 1809-'14, 5 dln.; Joseph of de Broederhaat, Zededicht in Proza met eenige mengelingen in 4 stukjes, Utr. 1815-1816; Aanspraak aan den Academischen Senaat en de studeerende jeugd op de Utrechtsche Hoogeschool, 1815. Benevens Aan de op 's Rijks Hoogescholen studeerende Jeugd, Utr. 1816; Wijsgeerige gronden, Utr. 1817; Overweegend verslag van den oorsprong en voortgang zoo der verwildering als der beschaving onder de menschen en volken, naar den loop der geschiedenis ingerigt, 1ste deel, Utr. 1819. Door eene nieuwe bewerking van Mr. J. van Lennep, (Amst. 1863), is wel zijn meest bekend geschr.: Onderwijs voor kinderen, 3 dln., Utr. 1782, 3e dr., 1815.
(J. v.d. Baan, Wolfaartsdijk geschetst, Goes 1866, blz. 557-582.)