Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 591]
| |
wijk, waar hij in 1875 emeritus werd en er overleed 13 Maart 1878. Hij schreef: Voor arm en rijk, versjes, Amst. 1847; voor schoolgebruik zonder naam uitgegeven onder den titel: Versjes voor kinderen van den geringen stand, Amst. 1849; Zomer- en winterbloempjes, Schied. 1849; Snipperuurtje, m. pl., Schied. 1848; Deugd geeft vreugd, Amst. 1850; Het biddende kind, versjes uit het Hoogduitsch, Rott.; Het ga u wel, verhalen en versjes, Amst. 1852; Liederkrans, Verzameling van 2 en meerstemmige liederen voor scholen en huisgezinnen (Muziek van Hutschenruyter), Schied. 1852; Deugd en ondeugd in 40 bijbelsche voorbeelden voor school en huisgezin (proza), Amst. 1861; Mijn Album, versjes uit het Hoogduitsch, Leid. In het Nieuwe gezangboek der Hersteld Luthersche gemeente werden twee door hem vervaardigde gezangen opgenomen, als no. 242 en 375, en in den nieuwen vervolgbundel bij de Hervormden in gebruik, zijn gezang 199 en 208 van zijne hand. |
|