[Adriaan Pars]
Pars (Adriaan), geb. 16 October 1641 te 's-Hage, studeerde sedert 12 Oct. 1658 te Leiden en werd in 1671 predikant te Katwijk, waar hij 30 Maart 1719 overleed.
Behalve godgeleerde en Latijnsche werken schreef hij een aantal gelegenheidsgedichten van weinig meer dan biographische waarde, gelijk zijne historische werken geringe aanvullingen van compilatiën behelzen. Van zijne geschr., waarvan de beteekenis niet geheel voorbijgaande is, worden hier vermeld: Keten van Heerlijkheden ter eere van den verheerlijkten Messias aan de regterhand van Jehovah. Met de Gevallen van zijn Kerk, en deszelvs vijanden, geschreven en uytgebreyd, Leid. 1688; Psalm CX in rijm, 1688; Otia Cattavicena of Katwijkze speeluren, Katwijkse Oudheden, Leid. 1688; Rijnsburgse oudheden en voor-treffelijkheden der Abdye, 1693; Messias Vaticinans of de Profeterende Heiland in zijn Vreeselijke en getrouwe Godspraken omtrent Jerusalem en werelds ondergang, 1693; Teekenen der Tijden over het XXIV hoofdstuk van het Evangelium, na de beschrijving van Mattheus in rijm: Vervolg der Otia Cattavicena, Leid. 1693; Treurlied van den gekruisten Kristus, of korte inhoud van het geheele lyden van den Messias, na de jaerlykse Leydsche Preekorder, volgens maatzang van de X geboden, Leid. 1685 en 1698; Catti aborigines Batavorum, d.i. de Voorouders der Batavieren, ofte de twee Katwyken, Leid. 1697, met aanteekeningen vermeerderd door Van der Schelling, Leid. 1747; Index Batavicus of Naemrol van de Batavise en Hollandse schryvers van Julius Caesar af tot dese tyden toe, Leid. 1701.