Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Johannes Henricus van der Palm]Palm (Johannes Henricus van der), zoon van den voorg., geb. te Rotterdam den 17n' en ald. gedoopt 21 Juli 1763, bezocht het Erasmiaansch gymn., werd reeds 16 Sept. 1778 als alumnus zijner geboortestad in het Staten-collegie te Leiden opgenomen en prom. er 31 Jan. 1784. Den 28 Maart 1785 werd hij als pred. aan den Maartensdijk bevestigd en toonde meer en meer zijne patriotsche gezindheden, zoodat hij twee jaar later tot de onderliggende partij behoorde en 16 Sept. 1787 zijne gemeente verliet. Met het begin van 1788 kwam hij te Middelburg in betrekking bij den vroegeren representant van den Prins als eersten Edele in Zeeland, J.A. van de Perre, z.a., (overl. 8 April 1790), dien hij als huisprediker en wetenschappelijke vriend ten dienste stond en daartoe in gen. stad en des zomers op het aan Westhove palende Duinvliet woonde met de zuster van zijn vriend J.W. Bussingh, zie blz. 139, met wie hij 14 Nov. 1786 te Delfshaven gehuwd was. Door het overlijden van de douarière Van de Perre eindigde zijne betrekking, 8 Aug. 1794; den 7 Febr. 1795 was hij in de politiek, als lid van het voorloopig bestuur van Zeeland; den 11 Juni 1796 aanvaardde hij het professoraat in de Oostersche letteren te Leiden, dat door de afzetting van Rau opengevallen was; doch reeds in April 1799 werd hij geroepen tot het Agentschap van Nationale opvoeding, een ministerie van onderwijs en wetenschappen, waarin hij hoogst verdienstelijk zijn ambt bekleedde, tot zijn terugkeer aan de Leidsche hoogeschool, waar hij als professor, akademieprediker en redenaar met overbekenden roem werkzaam was, - in het openbaar ambt van 1806 tot '33, later tot bijna aan zijn uiteinde: hij overl. 8 Sept. 1842. Onmisbaar voor de kennis van zijn leven en werken is het hieronder vermelde boek van zijn' niet minder vermaarden aanbehuwden kleinzoon; daarom wordt zijn letterarbeid hier bij bekorting opgegeven, gelijk hij t.a.p., blz. 175-183 uitvoerig voorkomt. De kinderplicht, dichtstuk, 2 Nov. 1780; Welkomstgroet aan G.J. Loncq, id.; De oorlog, bekroond ged.; Lijkvers op J.W. Bussingh, Leid. 1782; De Leydsche weezen aan de Leydsche burgerij, Leid. 1783; De weldadigheid, dichtstuk; Verheerlyking van Christus op den Berg, bekroond dichtstuk, 1783; Ter nagedachtenis van S. Hoek, 1786; Ode aan de deugd, 1787; Lofrede op J.A. van de Perre, (gehouden 26 Nov. 1790), Middelb. 1792; Proclamatie van het vrije volk van Middelburg aan hunne medeburgers, 10 Febr. 1795; Aanspraak, gehouden in Febr. 1795 als voorzitter der kiezers van de Volksvertegenwoordigers te Middelburg, 1795; De Vriend des volks, enkele nrs. van dit Weekbl., ald. 1795-96; Aanspraak en | |
[pagina 588]
| |
dankzegging, gehouden in de Oostkerk te Midd., op het feest der alliantie tusschen de Fransche en Nederl. Republ., ald. 1796; Redevoering over de volksgunst, uitgesproken in de Vaderl. Societeyt te Midd., ald. 1796; Redevoering bij gelegenheid van het Nationale feest op den 10 Dec. 1799, 's-Hage 1800; Aanspraak van den Agent der Nationale opvoeding, ter opening der bijeenkomst van schoolopzieners, 16 Julij 1801, ald. 1801; Aanspraak als voorzitter ter opening van de verg. van afgevaardigden uit de departementale schoolbesturen, 22 Sept. 1803, ald. 1803; Levensbijzonderheden van Dr. J. van Heekeren, 1803; Jesaias, vertaald en opgehelderd, 3 dln., ald. 1805, 2e druk, Rott. 1841; De Magistraat der stad Leyden aan de Ingezetenen van het Koningrijk Holland, nopens de ramp van 12 Jan. 1807; Redev. bij het feest der Orde van de Unie, 29 April 1808; Id. 4 Sept. 1809; Salomo, Amst. 1808-'16, 6 dln.; 3de druk, in 7 dln., Leeuw. 1834-'35; Eenige liederen van David, met al de liederen van Azaf, Middelb., Dordr. 1791, Leid. 1815; Verhandelingen, Redevoeringen en Losse Geschriften, 1e dl. bevattende de reeds vermelde, Amst. 1818, '24, '29, 4 dln.; Dl. II: Over het oordeel der nakomelingschap, herdr. ald. 1837; Vaderlandsche ontboezeming, 1813; Nederlands blijde vooruitzigten, 1813; De vrede van Europa, 1814; Christelijke opwekking tot heldenmoed, 1815; Dl. III bevat: Redev. ter naged. van E.A. Borger, 1821; Redev. over het versmaden en veronachtzamen der kunst, 1820; Redev, over het middelmatige, 1823; Mijne herinneringen aan J. Bellamy, 1822; Redev. op het 4e Eeuwfeest van de uitvinding der Boekdrukkunst te Haarlem, 1823; Dl. IV: Over de zelfkennis, 1829; Lijkrede op J.M. Kemper, 1825; Bij de viering der 250ste verjaring van Leydens ontzet, 1824; Ter godsdienstige voorbereiding der viering van het Akad. Jubelfeest, 1825; Ter feestvierende herinnering aan den Akad. leeftijd, 1828. Dl. V, Leeuw. 1847, bevat de latere Verh. enz., nieuwe uitg., 5 dln., ald. 1853-'56; Bijbel voor de Jeugd, 24 dln., Leid. 1811-'24, 2e dr., Leid. 1835-'36, 3 dln., Gouda 1845-'57; volks-uitg. 24 st., ald. 1857, '58; Geschied- en Redekunstig Gedenkschrift van Nederlands Herstelling, Amst. 1816, herhaaldelijk herdrukt en ook in het Fransch vertaald; Bijbel, alle de boeken des O. en N. Verbonds, benevens de Apocryfe Boeken des Ouden Verbonds, 8 st., Leid. 1818-'30, 4o; De Bijbel, Leid. 1827-'30, 8o; Aanteekeningen op den Bijbel, Leid. 1831-'35; Apocryfe Boeken des Ouden Verbonds met de Aanteekeningen, Leid. 1838; Brief aan M. Siegenbeek, Haarl. 1827; Verhandeling over eenheid en verscheidenheid, 1831; Verhaal van de Inwijding van het gedenkteeken ter nagedachtenis van L.J.W. Beeckman, Leid. 1832; Vervolg op Salomo, behelzende de IX eerste hoofdstukken van het boek der Spreuken, Leeuw. 1838; Tweede vervolg op Salomo, Leeuw. 1841, gezamenlijk als 3e dr., 9 dln., ald. 1855, '56. Eene verz. van Leerredenen, omstr. 200 in getal, afzonderlijk of in bundels verschenen en vaak herdrukt; benevens voorreden voor werken van anderen, Lat. redev., bijdr. in tijdschriften, enz. (N. Beets, Leven en Karakter ... geschetst, Leiden 1842.) |
|