[Mr. Jacob Hendrik Onder de Wijngaert Cansius]
Onder de Wijngaert Cansius (Mr. Jacob Hendrik), werd geb. te Delft 13 Jan. 1771, prom. in 1790 te Leiden, was Raad in de Vroedschap en oud-Schepen in zijne geboorteplaats tot aan zijne ontzetting in '95. Daar de instrumenten, voor wis- en natuurkunde noodig, destijds uit Engeland kwamen, meende hij in eene behoefte te voorzien door eene fabriek daarvoor te Delft op te richten, die echter niet opnam en in 1811 te gronde ging. Hij vestigde zich te Emmerik, als leeraar in wis- en natuurk., werd er burgemeester, en kreeg in 1816 een ambt bij het dept. van onderwijs in Den Haag. In die betrekking regelde hij de tentoonstelling te Gent in 1820, en die te Haarlem in 1825. Het volgende jaar werd hij directeur van een op te richten museum voor kunstvlijt te Brussel, weigerde bij het gouvernement van '30 in dienst te blijven, en keerde in 1837 naar het Vaderland terug. Hij overl. 10 Jan. 1838.
In 1797 was hij mede-oprichter van het godsd. gen.: Christo Sacrum, en werd daarbij een der voorgangers, waardoor hij als ouderling der Waalsche gem. te Delft ontzet werd; vooral hierover handelt de hieronder vermelde studie. In de Poëtische Mengelstoffen van het Haagsche gen. Kunstliefde vindt men eenige van zijne verzen. Voorts gaf hij op litterarisch gebied in het licht: Het genootschap Christo Sacrum binnen Delft, Delft 1801; Eeredienst bij gelegenheid van de 25ste vergadering der oprigting van het genootschap Christo Sacrum, 's-Hage 1822; Redevoering bij de plegtige uitreiking der eerepenningen van de bekroonde tentoonstellers van voortbrengselen der nationale nijverheid, Haarl. 1825.
(Dr. H.C. Rogge, in Kal. voor de Prot., 1862.)