[Lieve van Ollefen]
Ollefen (Lieve van) werd geb. te Amsterdam 13 October 1740, beoefende poëzie en geschiedenis en leefde van de opbrengst zijner pen. Hij overleed in het werkhuis aldaar, ‘van beroep schrijver’, 26 Juni 1816.
Hij schreef: Clarissa of de Mislukte Boosheid, tnlsp., Amst. 1781; Het ligten van den derden man of Henry Quatre ‘geperst’, tnsp., met een vervolg; De werving voor het Vaderland ten dienste van Neerl. Oorlogsvloot of de wonderlijke en klugtige koophandel der Matrozen, soldaten etc. 1780; Leven van Joost van Vondel, Amst. 1783; De wereld is geen tranendal, in 4 zangen, [Synodaal ‘als hoogst schandelijk gedoemd’] Amst. 1784; Het riete kluisje van Mej. E. Wolf geb. Bekker op Zomerlust in de Beverwijk, Amst. 1784; Gelegenheids-gedichtjes; Aan Francina Bane, de minnaresse van J. Bellamy, Amst. 1786; Proeven van Vaderlandsche gedichtjes voor Kinderen, ald. 1786; Het spel, tnsp., (in zijn Bibliotheek der Kinderen), 2 dln., Amst. 1782 en 1789; Het revolutionaire huishouden, naspel, door L.v.O. in zijne gevangenis, en daarheen (volgens de aankondiging), strekkende ‘om de schoone Kunne verder uit de Banden der Manlijke Slaverij te verlossen’, doch van weinig beteekenis), Amst. Mei 1798; De revolutie in Amsterdam, tnsp., ald. 1795; Het beminnelijke kind, tooneelspel; De redelijke en geveinsde droefheid, tnlsp.; Orgon of de gestrafte valschheid, tnspel. Zijn belangrijkste arbeid is: De Nederlandsche Stad- en Dorpbeschrijver, 8 dln., Amst. 1709-1801; hiervan dl. 1-4, dl. 5 door hem en R. Bakker, welke laatste het werk in hoogst revolutionairen geest voorzette.