[Cornelis Nozeman]
Nozeman (Cornelis), geb. 15 Augustus 1721 te Amsterdam, studeerde aldaar in de godgeleerdheid, later werd hij als Remonstr. pred. te Leiden ingeschreven en werd in 1744 predikant bij de Remonstr. gem. te Alkmaar; van 1749 tot 1760 was hij predikant te Haarlem, waarna hij naar Rotterdam ging; daar hielp hij 't Bataafsch genootschap oprichten, van hetwelk hij voorzitter was. Naar den bijna algemeenen smaak van zijn' tijd beoefende hij de natuurwetenschappen, en had een zekeren naam als ornitholoog. Hij overl. te Moordrecht, waar hij wegens gezondheidsredenen woonde, 22 Juli 1786.
Behalve een aantal werken over godgeleerdheid en natuurlijke historie schreef hij: Beschouwingen over de beste Weereld of Philosophische bedenkingen over Gods goedheit en wysheit, Amst. 1752; Socrates' eer gehandhaafd, Leiden, 2 stukken; Nederlandsch vogelwerk met derzelver beschrijving, na deszelfs dood vervolgd door Houttuyn en Sepp, Amst. 1770, met pln., 4 dln.; Bedenkingen over den zoogenaamden Cimbrischen vloed. De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden bezit in hs. van hem Aanteekeningen van Woorden en woordbuigingen uit zeker boek: Van dat Leven ons lief Heren Ihu Xri, ghedruct buten Scoenhoven In den Hem. In 't jaer ons Heren 1499.