[Mr. Jacob Domela Nieuwenhuis]
Nieuwenhuis (Mr. Jacob Domela), zoon van den voorg., geb. te Monnikendam 19 Febr. 1836, studeerde aan de Utrechtsche Hoogeschool in de rechten en prom. in 1859 op een historisch-juridisch proefschrift getiteld: De straf der afzonderlijke opsluiting historisch en kritisch beschouwd vooral in hare betrekking tot ons vaderland, Amst. 1859. Sinds dien tijd was hij advocaat te Amst., sedert 1869 leeraar in de staatswetenschappen aldaar, en schoolopziener; in 1884 werd hij hoogl. in de wijsbegeerte van het recht, strafr. en strafv. aan de rijks-universiteit te Groningen.
Hij schreef in de Nieuwe Bijdragen voor Rechtsgeleerdheid en Wetgeving een stuk getiteld: De beschouwingen van den hoogleeraar Scholten over straf aan eene beschouwing onderworpen, 1860; Eene levensvraag voor de natie, eenvoudig besproken: I. Is de gemengde school goed of niet goed? II. Moet de staat zich met het onderwijs bemoeien of niet? III. Wat te kiezen, wat te doen? Amst. 1869; Praeadvies over de vraag: Welk gevangenisstelsel is voor ons land het meest aanbevelenswaardig, gedrukt in de Handelingen der Nederl. Juristen-vereeniging, 's-Hag 1872. Zijne prof. inwijdingsrede, is getiteld: De gevangenisstraf, overeenkomstig de eischen van het recht en het maatsch. belang ingericht, de beste der straffen, Gron. 1884. Ook schreef hij bijdragen in het Duitsche tijdschrift Gerichtsaal.