[Jacobus Nieuwenhuis]
Nieuwenhuis (Jacobus), wiens familienaam oorspr. Nyegaard was, werd geb. 26 Oct. 1777 te Alkmaar, studeerde in de godgeleerdheid te Tübingen en werd in 1800 predikant bij de Luthersche gemeente te Zutfen, van 1803 tot 1816 te Utrecht, en ging in laatstgenoemd jaar als hoogleeraar in de wis- en natuurkunde naar Deventer; reeds te Zutfen had hij in wiskunde les gegeven aan de kadetten der Militaire school aldaar, en te Utrecht aan de Fundatie van Renswoude, waarom hij in 1811 in de philosophie gepromoveerd was. In 1822 werd hij hoogleeraar te Leiden, en bleef daar tot 1843, toen hij zijn emeritaat kreeg; hij overl. 11 April 1857 op zijn buitengoed den Engh bij Vleuten.