[Petronella Moens]
Moens (Petronella), wier overgrootouders om geloofsvervolging uit Fransch-Vlaanderen in Zeeland gekomen waren, werd geb. te Cubaard bij Franeker 16 Nov. 1762; haar vader was daar destijds pred. en ging in 1764 naar Aardenburg, waar hij overl. in 1803. Tengevolge eener ziekte in 1766 werd Petronella blind, doch aanleg en omstandigheden brachten haar tot de beoefening der letteren, waaraan zij meer dan eene halve eeuw heeft gearbeid en in nog langer tijdvak algemeen gewaardeerd werd. In hare laatste levensjaren woonde zij te Utr. en overl. daar 4 Jan. 1843.
Met weglating harer vele kinderwerkjes en vertalingen, volgen hier: De ware Christen, Amst. 1785 (bekroond); Esther, in vier boeken, Haarl. 1786 (bekroond); Eerekrans voor Aardenburg en Bergen-op-Zoom, Amst. 1788; Ruth, 's-Hage Amst. 1790; Dichtk. en Prozaïsche Mengelwerken, Haarl. 1790; De gebroeders de Witten, Utr. 1791; Johan van Oldenbarneveld, Zaltbommel 1792; H. de Groot, Zutphen 1790; (met B. Bosch) De nieuwe Constitutie van Frankrijk, twee dichtstukken, Amst. 1792; Liederen voor het Vaderland, Dordr. 1792; De geschiedenis der menschheid, Amst. 1793; Belanglooze liefde en ware vriendschap geschetst, in Brieven, Amst. 1793; Mengelingen, Amst. 1794; Nuttige uitspanningen, Haarl. 1795; Onderwijs in de godsdienst voor de jeugd, Amst. 1795; Vruchten der eenzaamheid, Amst. 1798; Mijne vrije denkwijze over belangrijke onderwerpen, 's-Hage 1798; Bespiegelingen over Europa in de XVIIIe eeuw, Haarl. 1802; Historie van den Heer Willem Erfstee, 3 dln, Z.-Bommel 1809: De twaalf maanden des jaars in bespiegelingen, 4 st., Haarl. 1810; Carolina van Eldenburg, of de beproefde huwelijks-trouw, 3 dln, Amst. 1812; Karel van Rozenburg of de zegepraal der deugdzame liefde, 2 dln, Dordr. 1814; Mengelwerk, Dordr. 1815; Mengelpoëzy, Amst. 1819; Winterloveren, Amst. 1820; Frederik Bernstein 2 dln, Amst. 1822; Tafereelen uit de Nederl. gesch., dichterlijk geschetst, Haarl. 1823; Dichtkundige proeve, Amst. (met W.H. Warnsinck); 's Menschen begin, midden en einde, Amst. 1824; Nieuw Nederlandsch A.B.C. boek, Amst. 1825; Herman en Susanna of Tafereel van een gelukkig burger huisgezin, Amst. 1826; (met W.H. Warsinck) Waarheid en verdichting, Amst. 1828; De dankbare Vriezen, aan geheel Nederland, dichtstuk, Haarl. 1828; Legaat voor mijne vrouwelijke landgenooten, Amst. 1830; Dagboek voor mijne mannelijke Landgenooten, Amst. 1831; Mevrouw Liliënthal en hare kinderen, of geschenk aan mijne jeugdige vriendinnen, Amst. 1831; Vijf verhalen, Haarl. 1831; Eene week in de Lente op het land, Haarl. 1833; Gelegenheidsgedichtjes, Leiden 1833; Zestal brieven over, vooral in dezen tijd, belangrijke godsd. onderwerpen, Amst. 1834; Uitboezeming van mijn geliefd Vaderland en de Noord-Nederlanders, Haarl. 1835; Vreugdezang bij het tweede eeuwfeest van Utrechts Hoogeschool, Utr. 1837; Een zestal godsdienstige overdenkingen ter bemoediging mijner lijdende natuurgenooten, Koevord. 1839; tweede zestal, id.; Antwerpen verheerlijkt door de groote mannen die het heeft voortgebracht, Utr. 1840, (haar laatste bekroond gedicht), en uit hetzelfde jaar een ged. op den dood van prof. Heringa.
(Warnsinck en Decker Zimmerman, Petr. Moens, Amst. 1843.)