[Lodewijk Meyer]
Meyer (Lodewijk - hij teekent Luydewyck), geb. te Amst. omstreeks 1638, begon zijne studiën te Leiden, 25 Sept. 1658, prom. er 20 Maart 1660 in de med. en praktizeerde in zijne geboortestad, waar hij kerkelijk trouwde in Oct. 1661, zoodat hij geen geloofsgenoot, doch wel een geestverwant van Spinoza was en dezen in zijn sterfurr bijstond; hij was ook lid van den letterk. en wijsg. kring, die in Malta bijeenkwam, daarin zaken van het Spinozisme en het tooneel behandelde, en waaruit Nil vol. arduum ontstond.
Schr., behalve eenige ged., deels slechts in afschriften bekend: De looghenaar, blsp. naar Lopes de Vega en P. Corneille, 1658; Ghulde Vlies, trsp. met konst- en vlieghwerk, 1667; Verloofde koningsbruid, trsp., 1668; Het spoockend weeuwtje, 2e dr. 1677, alle te Amst. en bij herhaling gedrukt; verder stukjes, op het tooneel betrekkelijk. Zijn belangrijkste uitgave is de bewerking van een zgn. Kunstwoordenboek, waarvan de oorspr. ed. van Johan Hofman, Haarl. 1650 bijna onbekend is, doch aan de Mij. der Ned. Lett. behoort. De 2e uitg., mede