[Desideer Jozef van der Meersch]
Meersch (Desideer Jozef van der), geb. te Oudenaarde 15 Sept. 1789 en aldaar overl. 17 Oct. 1863, bestudeerde het Latijn te Lokeren en vestigde zich als doctor in de geneeskunde binnen zijne geboortestad, waar hij ook secretaris der academie van teeken- en bouwkunde werd. Moedig en onverpoosd streed hij voor de Vlaamsche belangen, terwijl hij de moedertaal met bijval beoefende. In 1820 werd hij bekroond voor een treurdicht op den dood van den dichter P.J. de Borchgrave.
Belangrijke bijdragen leverde hij in de tijdschriften: Het Belgisch Museum, De Eendracht, De Vlaamsche School en in de Vlaamsche Bibliophilen. Zijne afzonderlijk verschenen werken voeren de titels: Geschiedkundige aenteekeningen omtrent eenige oudheden, ontdekt op het grondgebied der stad Ronsse, ten jare 1836, Oudenaarde 1837; 's Graven raedkamer van Vlaenderen uit een geschiedkundig oogpunt beschouwd, by haer eerste tydperk (1385-1409), Gent 1838; Verslag wegens een rymboek van Martijn van Thorout, uit de XIIIe eeuw, Gent 1839; Kronyk der Rederykkamer van Audenaerde, van de vroegste tyden af tot den jare 1839, Gent 1843; De slag van Crécy (1342) fragment van een grooter rijmwerk, voorafgegaen door een onderzoek of de Engelschen in dien slag kanonnen hebben gebruikt, Gent 1844; Verhael der reformatie van de abdy van Maegdendale, voorheen een vrouwenklooster binnen de stad Audenaerde, naer een eventydig handschrift, Gent; De boec van Catone, een dietsch leerdicht uit het latyn, naer een handschrift van het einde der XIIIe eeuw, Gent; Gedenkfeest van het eeuwfeest der instelling van het broederschap van den H. Macharius, in de parochiale kerk van O.L.V. te Paemele, binnen de stad Audenaerde, gevierd op 7 van Oogstmaend 1853, Oudenaarde 1853; Ontdekking van twee oude monumenten in de parochiekerk van Audenaerde, Oudenaarde 1856; Levensschets van Jan Scheltinck, Antw. 1859; Verhael van den opstand der gemeente Audenaerde tegen hare wettige overheid, ten jare 1539, gedurende de Gentsche onlusten van hetzelfde jaer, Gent 1860. Bij zijn afsterven liet de schrijver nog in handschrift na de werken: Audenaerdsche drukpers en Historische Gedenkschriften over de opkomst, den bloei en ondergang der tapytwevery binnen de stad Oudenaerde. Na zijn dood verscheen van hem: De Krokodil van Kerselaer, eene Audenaerdsche sage of volksvertelling uit de XVIe eeuw, in plaetselyk dialekt door wylen Doctor D.J. van der Meersch, Oudenaarde 1868.