[Joannes Lublink de Jonge]
Lublink de Jonge (Joannes), geb. 9 Febr. 1736 te Amst., was de zoon van een welgesteld koopman, werd mede voor den handel opgeleid, maakte een ijverig gebruik van de destijds gewone studiemiddelen - genootsch. en vereenigingen - om zich te bekwamen in de muziek-, schilder- en teekenkunst, en vooral letterkunde. In 1795 werd hij lid der Nat. Verg., doch na dien tijd weder tot het ambteloos leven teruggekeerd, overl. hij, die altijd zwak van gezicht geweest en geheel blind geworden was, 24 Nov. 1816. Hij was een uitmuntend vertaler, heeft verscheidene werken van naam in onze taal overgebracht, terwijl veel vertolkingen op zijn aanraden en onder zijne medewerking gedrukt zijn. Met de beste letterkundigen zijner omgeving dichtte hij psalmen en kerkliederen; zijne bewerkingen van Gellert, Thomson en Young zijn bekend.
Van zijne oorspr. werken zijn de volgende te vermelden: Drie zeventallen verhandelingen, 1783, '88, '94, uitgeg. als Verhandelingen, 2 dln., 's-Grav. 1823; Brieven en briefw., Amst. 1803; Veertig gezangen, 1797, 2e dr. als: Vijftig gez., 1813. Veel belangrijke opst. zijn in tijdschr. verspreid, inzonderheid verhand., van welke hij o.a. in