Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Pieter Langendijk]Langendijk (Pieter), zoon van Arend Kort, die uit de Noordholl. ‘landstreek’ Langendijk geboortig was, zag het levenslicht op 25 Juli 1683 te Haarlem, waar zijn vader metselaar was en zijne moeder als weduwe een linnenwinkel had. De zoon kreeg zijn eerste onderricht te Amst. en verdiende daarna den kost met teekenen, etsen en verven, zoowel te Amst. als in Den Haag. Wederom te Amst. als kantoorbediende gevestigd, begon hij ook de dichtkunst te beoefenen. Zijn eerste werk was een Lofdicht vóór de werken van Jan van Gysen, Amst. 1707. Toen hij zich later weder naar Haarlem begaf vond hij daar zijn bestaan met het teekenen van patronen en het vervaardigen van damast; de onzedelijke levenswijze zijner moeder en het verkwistende gedrag zijner vrouw (die in 1727 en 1739 stierven) zouden hem tot den bedelstaf gebracht hebben, indien de regeering van Haarlem hem niet tot haren historieschrijver benoemd, en een plaats in het Proveniershuis geschonken had, waar hij 18 Juni 1756 overleed. Zijne werken zijn: Don Quichot of de bruiloft van Kamacho, blsp., Amst. 1711; De zwetser, klsp., Amst. 1712; Het wederzijdsch huwelijksbedrog, blsp., Amst. 1714; Cato of de ondergang der Roomsche vrijheid, trsp., zie art. Angelkot, Amst. 1715; Krelis Louwen of Alexander de Groote op het Poëetenmaal, klsp., Amst. 1715; De wiskunstenaars of 't Gevluchte Juffertje, klsp., Amst. 1715; De Eneas van Virgilius in zijn zondagspak, 4e boek, Amst. 1715; Julius Cezar en Kato, trsp., Amst. 1720; Arlequyn Actionist, kluchtig blsp., Amst. 1720; Quincampoix, of de Windhandelaars, blsp., Amst. 1720; De bedriegerij van Cartouche, of de Fransche Roovers, blsp., Amst. 1732; Xantippe of het booze wijf des Filozoofs Sokrates beteugeld, blsp., Amst. 1756; Spiegel der vaderlandsche kooplieden, blsp., opnieuw uitgeg., Dev. 1875; Papirius of het oproer der Vrouwen binnen Romen, blsp.; Boertige beschrijving van den Amsterd. Schouwburg, en het vertoonen van Aran en Titus. Al deze werken zijn in 3 dln. uitgegeven. De ed. in 2 dln., Amst. 1721, bevat vele herders-, wachters- en veldzangen, voorts bruilofts- en hekeldichten, van welke laatste hij er eenige uitgaf onder den titel van kool- en spreeuwdichten. In 1719 dichtte hij: Emmanuel of jaarzang op de geboorte onzes Zaligmakers, in 1720 een Lofkrans voor zijne geboortestad, in 1721 Rampen des voorleden jaars, Lof der dichtkunst, Lofdicht op het eerebeeld van Laurens Koster, in 1724 Leeven der Hollandsche Graaven in jaardicht, 2 dln., Amst. 1745; Leeven van Willem I in jaarzangen tot 1574, Amst. 1746, Haarl. 1762; Beschr. van Kleef en deszelfs aangename Lundsdouwen, Haarl. 1747; Levensloop der Aartsvaderen, van Adam, Noach en Abraham en de geenen, die in hunnen tijd geleefd hebben, in saamen- en alleenspraacken, Haarl. 1760, Amst. 1763; Tafereelen der eerste Christenen, met Cl. Bruin Als geschiedschrijver van Haarlem maakte hij vele aant. op Ampzing's Beschr. der stad Haarlem, door Van Oosten de Bruin, zie blz. 131, uitgeg. in zijne Stad Haarlem en haar Gesch., Haarl. 1765. |
|