[Jan Lambrecht]
Lambrecht (Jan), den 1 April 1626 geb. te Pollinkhove (West-Vl.), bleef in zijne jeugd gedurende eenige jaren in Engeland en vestigde zich daarna als rechtsgeleerde te Brugge, waar hij in 1653 in het huwelijk trad. Hij was een man van aanzien en vermogen, want in 1656 gaf hij verblijf aan Engelands gebannen koning Karel II, diens zuster, de Prinses van Oranje en den Hertog van Glocester. In 1666 werd hij Groot-Baljuw van het Graafschap van Middelburg, alwaar hij omstreeks 1690 stierf.
Onder zijne nagelaten Dichterlijke Werken telt men: Vlaemsche vrede-vreucht naer een pijnlijcke droefheyt door den grouwelijcken oorlogh, nu verandert in een aengenaeme peys, bestaende in Vlaemsche maeght, Meydroom, Goddelycke vredelof, Vorstelycke minnelusten, trouwe ende bruyloftsliedt, door J. Lambrecht, 's-Gravenhage 1659; Onstervelicke Lof van de Redenrijcke Dicht-conste. In dicht beschreven door J. Lambrecht, Brugge 1661; Schoonheydts ramp-lot; Verthoont door het droevigh verhael van het jammerlick ongheval, geschiet aen een wonderlicke schoone Jongvrouwe; ghenaemt De schoone Joanna van Parijs, Brugge 1661; Deuchdenlof, tot wellecomwenschinge aen den doorluchtighen Heer, Carolus van den Bosch, commende uyt sijn bisdom van Brugge tot den bisschoplicken stoel van Ghendt, in 1660, In Dicht beschreven door J. Lambrecht, Brugge 1662; Rachel of het thoonneel van oprechte liefde, ghespeelt binnen Brugghe op den derden Mey 1659 voor sijn hoohgweerdigheyt Carolus van den Bosch, als dan Bisschop van Brugge ende nu van Gent. Ten bywezen van veel ander eerweerdighe hooghe ende treffelicke persoonen, Brugge 1662; Lof der bouwlust, verthoont op den blijden dag der H. Wijdinge ende Myteren van den Eerw. Heere myn Heere Carolus Geleyns, XLIen Abt van Sinte Pieters tot Oudenburgh, Brugge 1665; Vruchteloosen aerbeydt, in den dienst des weerelts, uytghebeelt door de wonderlicke groote Deughdeloon van den dienst des Hemels, Brugge 1668; Gheluckige reyse van Joncvrouwe Constantia Veltganck, ghedaen synde door de onghevallighe Velden des weirelts in den gheestelycken Hof des Cloosters van Dooresele onder de H. Order van de Cystercen binnen de stadt van Ghendt. In dicht beschreven door J. Lambrecht, Gent 1670; Lof der Blommen, toe-ghe-eyghent aen de goede menschen... verthoont ter eeren van den edelen const-minnenden heere Jr. Adriaen Blomme, op syn Edelheydts huldinghe, tot proost van de achtbaere, reden-rijcke ghilde der H. Drie Santinnen in Brugghe, op den 25 november 1670, Brugge 1670; Goe-weke vertoonende de komste, het Heyligh wonderbaerlyck Leven, grauwelijck Lyden, ende gheduerighe vervolghinghe, de bittere Passie ende pynelycke Doodt van den eenighen ghebooren Sone Godts, ons Heeren ende Salighmaeckers, Jesu Christi. In dicht beschreven door J. Lambrecht, Brugge 1678; Wonderen der Heilighe Stadt Halle uytghekosen plaetse van de groot-machtighe Koninghinne des Hemels, om haer hulp en by-standt, aen de menschen te betoonen op der aerden, Brugge 1682; Bethlehem vertoonende den H. Kersnacht, met alles wat bedenkelyck is daer in te zijn gheschiedt, Spele-wijs beschreven door J. Lambrecht, Brugge 1685.