[Abraham Kuyper]
Kuyper (Abraham), geb. te Maassluis 29 Oct. 1837, ving zijne studiën te Leiden aan, 16 Juli 1855, prom. daar in de theolowerd 9 Aug. 1863 pred. te Beesd, in 1867 te Utrecht, 3 Aug. 1870 te Amsterdam. In Maart 1874 verkreeg hij zijn verzocht emeritaat en werd lid van de Tweede Kamer, was volksvertegenwoordiger en aanvaardde 20 Oct. 1880 het hoogleeraarsambt aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Hij schreef behalve veel leerredenen, brochures, opst. in tijdschriften, beoordeelingen en hoofdartikelen in De Standaard, als redacteur: Het modernisme, een fata morgana op christ. gebied. Een lezing, Amst. 1871; Kerkeraads-protocollen van de Holl. gemeente te Londen in 1569-'71. Naar de oorspr. bescheiden, door de Marnix-vereeniging uitgeg., Utr. 1870; De Bartholomeusnacht, Amst. 1872; Ons Program, Amst. 1879, 2e dr. 1880; Souvereiniteit in eigen kring, 2 uitgaven, Amst. 1880; Planciusrede, Amst. 1884; Het Calvinisme en de Kunst, Amst. 1888. Belangrijke uitgaven: J. à Lasco, opera, tam edita quam inedita, Hag. Com. 1866; Fr. Junius, Opuscula theologica selecta, Amst. 1882; Tractaat van de reformatie der kerke, Amst. 1883, volksuitg. ald. 1884; J. Calvinus, Institutie of onderw. in de Chr. religie, Doesb. 1887; Het Calvinisme en de Kunst, Amst. 1888.