[Adam Lodewijk Kok]
Kok (Adam Lodewijk), moet vóór de zeldzame uitgave van L. Meyer's Woordenschat, Amst. 1654, reeds overleden zijn; hij wordt daarin geprezen voor zijn bijeenzoeken en zelfs vertalen der konstwoorden, die hij achter door hem in onze taal overgebrachte werken gegeven had. Hij werd dus erkend als een der vaders van onze oudste en primitieve woordenboeken.
Hij schr. een Ontwerp der Nederd. letterkonst, uit de natuur der Nederd. taal, Amst. 1649, en wordt ook aangeduid als auteur van het Radt van avondtuuren. Bly-endendt truerspel, Amst. 1653. Tot zijne vert. behooren: Logica practica, offt oeffening der Redenkonst,... der Red. van F. Burgersdyck toe-ghepast. Hier-after.. een orde om een Predicatie te stellen, in 't Lat. beschr. door A. Waleus, Amst. 1649, twee verschillende dr. in één jaar. Ook gaf hij een vert. der Rhetorica van Vossius uit, Amst. 1648, herdr. 1678, als een der vele bibliogr. bewijzen, dat er destijds talrijke belanghebbenden waren, aan wier latiniteit nog iets ontbrak.
(A. de Jager, Taal- en Letteroef., Leid. 1875 en Konst- en Letterbode, 1858.)