[Petrus Johannes Koets]
Koets (Petrus Johannes), geb. te Gron. 2 Juni 1818, begon daar zijne rechtsgel. studiën, hoorde er prof. Lulofs over Vondel, wijdde zich daarna aan de theologie in het Seminarium te 's-Heerenberg en werd 12 Mei 1842 op den huize Duinzicht onder Oegstgeest tot priester gewijd. Hij was eerst kapelaan te Zwolle, daarna te Deventer, vertrok in 't najaar van 1844 naar België; als lid der Soc. J. was hij een jaar te Leuven; toen acht jaar leeraar te Katwijk, daarna te Maastricht, verder te Kuilenburg en weder te Katwijk, waar hij 11 Febr. 1868 overleed.
Hij schreef: Leven en marteldood van den gelukzaligen Joannes de Britto, Amst. 1854; De Moederbede. Dram. ged., 's-Hage 1861; Poëtische galmen van Vondel's lier, Amst. 1866; Peter en Pauwels. Het trsp. van Vondel, benevens de lierzang De Kruis-