[Boudewijn de Jonghe]
Jonghe (Boudewijn de), of Balduinis Junius. Deze adellijke Dortenaar was een zoon van den heer van Baardwijk en neef van Jan Drenckwaird, stadhouder der Heerlijkheid Dormaal. Hij stud. te Leuven onder Justus Lipsius, in wiens huis hij ongeveer drie jaren vertoefde. In October 1601 trad hij te Leuven in 't klooster der Minderbroeders, bekleedde aanzienlijke waardigheden in zijne orde, en was onder andere ten jare 1613 gardiaan van 't klooster te 's-Hertogenbosch. Hij overl. 12 April 1634 te Brussel, na een groot aantal werken, meestal echter in 't Latijn, geschreven te hebben.
In de moedertaal gaf hij uit: 't Huys der wysheyt, waerin gesproken wordt van de kennis Gods, de H. Schriftuer, de nature Gods, de predestinatie en de H. Dryvuldigheid, Antw. 1613; 't Paradijs der H. wellusten, sprekende van Godt den Schepper ende zijn creaturen, Antw. 1613 en 1617.
J.H.H.