[Jan van Hoogstraten]
Hoogstraten (Jan van), broeder van David, geb. te Rott. 26 Jan. 1662, was boekverkooper te Dordrecht. In 1700 trok hij naar Breda, later naar Gouda en overl. daar in 1756.
Zijne, zoo oorspr. als vertaalde, werken zijn: Rouklagt op het afsterven van Maria Stuart, Dordr. 1695; Spieghel der allerschoonste Courtisanen dezes tijds, verbeeldende deszelfs verandering van kleederen, vercierselen en andere ornamenten, 1701, 3e dr. 1710; De geleerde [geladderde] advocaat of de bespotte druivendief, getrokken uit den vermakelijken aventurier van N. Heinsius, Amst. 1707; Zegepraal der Goddelijke liefde, Gouda 1709; De voogd, gekozen tegen dank, blsp., n.h. Fr. van Dancourt, Gouda 1710; Eneas of Ondergang van Troje, trsp., Gouda 1710, Amst. 1758; Mengelzangen en liederen, 1710; Medor en Angeline of de schaking in opera, klsp. n.h. Fr. van Dancourt, Gouda 1711; Klinkdigten op verscheiden stoffen, Gouda 1712; De Kruishelt of het leven van den grooten Apostel Paulus, Amst. 1712, 2e dr. Gouda 1714; Puntdigten en bijschriften, Gouda 1712; Sedeles over ijdele ondernemingen der wraakzuchtige menschen, 1712; Mengelpoëzij of verscheide gedichten, 5 dln., Amst. 1714-'18 en Rott. 1720; Mengelpoëzij, Amst. 1715; Afsetsel van de Republiek of vrije Staat van Venetië in 3 boeken, Amst. 1715; De verliefde kok, kl. blsp., te Abdera voor Korn Tessers, in het kookboek; Tys onverstand of de bruiloft van Anne met 'er baard, klsp., ald. 1724(?); Parnas aan de Waal of Geldersche Zangnimph zoet op Mengelpoezij uit verscheyden gedichten, Amst. 1726; Minnezangen, Gouda 1728; Staat- en zedek. zinneprenten, leerzame Fabelen die van den heer la Court speelwijze gevolgt, Rott. 1717; Zinneprent in verscheijden versjes bestaande op de nietigheid des menschelijken levens (in plano); Zinrijke Fabelen, Rott. 1741, 3e dr. Amst. 1741; Daphne, veldzang, 1748; Amaril, blijspel.