Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde

[Antonius Hirschig Czn.]

Hirschig Czn. (Antonius), werd geboren te Ginneken, 16 Maart 1802, prom. te Leiden in de letteren en werd in 1826 conrector te Franeker, in 1827 rector te Enkhuizen en in 1834 rector te Alkmaar. Tot 1856 nam hij dien post waar, toen men bij de verandering van de Lat. school in een Gymnasium hem zijn eervol ontslag gaf. Hij overleed te Amst. 13 Maart 1871.

Zijne werken in 't Nederl. zijn: Kleinig-

[p. 353]

heden in rijm en onrijm, 1830; Dood en gedachtenis van Seneca. Histor. Roman, Enkh. 1832; Blikken in het menschlijk hart, naar de brieven van Seneca, Alkm. 1834; Redevoering ter gedachtenis van Dr. G.J.D. de Roock, Alkm. 1838; Godsdienst en zedespiegel door Skirtopodes, Alkm. 1842; Oude Liefde in nieuw gewaad, Tibullus nagevolgd, Hoorn 1849; De kiezers van Wolverasimmenfels, Alkm. 1848; Tweetal verhalen, in poëzy, Schied. 1848; Uitboezeming bij den dood van Willem II, met een paar andere gelegenheids-gedichten, 1849; Het huisgezin de Groot te Egmond aan Zee. Dicht-verhaal, Alkm. 1849; Een politieke satire of ‘'t Is niet alles goud, wat er blinkt’, benevens een drama: de Ultra's of de Intriganten, zoo conservatieven als liberalen, Alkm. 1850; Bloemen en Vruchten, Haarl. 1851; Fabelen en Satyren door Skirtopodes, Alkm. 1857; Reisbeelden. Droomen, Alkm. 1858; Objectieve en Subjectieve Poëzy, Amst. 1860; Indrukken en avonturen op een reis door Italië in 1861, Schoonh. 1862; Nieuwe fabelen en Satyren van Skirtopodes en zijn vriend, Amst. 1868. Voorts vele losse gedichten, voorlezingen, schetsen, enz.

(Hand. Mij. Ned. Lett. 1871.)