[Pontus de Heuiter]
Heuiter (Pontus de), of Heuterus, was de onechte zoon van den Delftschen schout, Jan de Huyter, uit adellijken bloede. Den 23n Aug. 1535 te Delft geb., legde hij zich eerst in die stad, later te Leiden en te Mechelen, op onderscheiden wetenschappen toe. Na in 1560 Frankrijk bezocht te hebben, keerde hij in 't vaderland weder, trad in den geestelijken stand en werd tot kanunnik benoemd der collegiale kerk van Gorcum, waar hij in 1572 bestierder was der kapittelgoederen. Door de watergeuzen van Marinus Brant, tevens met de andere martelaars van Gorcum, gevangen genomen, wist hij door de vlucht aan den dood te ontsnappen en begaf hij zich naar de Zuidelijke Nederlanden. Hij werd nu achtereenvolgens kanunnik der kathedrale kerk van Deventer, pastoor van 't Sint Jansgasthuis te Brussel, kanunnik te St. Truien en proost der Walburgis-collegiaal te Arnhem. Hij overl. te St. Truien 6 Aug. 1602.
Behalve een groot aantal Latijnsche werken, schreef hij in de moedertaal: Nederduitse Orthographie, d.i. Maniere houmen oprecht Nederduits spellen ende scriven zal, niet alleen nut ende nootelic die oprecht begeren te scriven, maer al die sulx de ioincheit zouken te leren, Antw. 1581. Hij vervaardigde daarenboven een metrisch verhaal der geschiedenis van de Gorcumsche martelaars, dat voor het eerst in 1866 door het tijdschrift De Katholiek werd uitgegeven. Het gedicht telt 541 versregels.