Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 334]
| |
jongste zoon leidde een zwervend en losbandig leven, werd in 1677 wegens manslag uit het land verbannen met verbeurdverklaring zijner goederen en vluchtte naar Parijs. Vandaar ging hij naar Italië en drong zich in de gunst van koningin Christina van Zweden. In 1687 was hij gewoon geneesheer van den keurvorst van Brandenburg; in 1695 trok hij naar Kuilenburg om nader bij zijn Hollandsche patienten te zijn. In 1707 leefde hij nog, zooals blijkt uit zijn rekwest aan de Staten-Generaal ter opheffing van het banvonnis, dat toen al dertig jaren op hem drukte. Behalve zijne medische werken schreef hij romans, als: Don Clarazel de Contarnos, ofte den buiten-spoorigen Dolenden Ridder, 2 dln., Amst. 1697; De vermakelyke avonturier ofte de wispelturige en niet min wonderlyke levensloop van Mirandor, 2 dln., Amst. 1695, 8e dr. ald. 1756. |
|