Redevoering over het wijsgeerige en karaktermatige van Tacitus; Redevoering over J. van den Vondel als schrijver in ondicht; Gedichten, 2de verzameling, Amst. 1829; Gedenkschr. van en door Frank Floriszoon van Arkel, Amst. 1832; Regtsgeleerde Verh. en Geschr., Amst. 1838; Gedichten, 3e verz. Amst. 1839; Het leven en karakter van den admiraal J.H. van Kinsbergen, Amst. 1841; vermeerderde herdruk ald., 1843; Hendrik graaf van Brederode, medegrondlegger der Nederlandsche vrijheid verdedigd, Amst. 1844; Wederwoord (daarover) aan Mr. Groen van Prinsterer, Amst. 1845; R.J. Schimmelpenninck als Bataafsch afgezant op het vredes congres te Amiens in 1802, Amst. 1847; Gemengde schriften betrekkelijk tot de gesch., letterk. en de geschied. der Vad. Regtsgeleerdheid, Amst. 1848: Aan Mr. D.J. van Lennep bij de viering van zijn 50-jarig Hoogleeraarsambt, gedicht, Amst. 1849; Mr. Johannes Kinker. Bijdr. tot zijn leven, karakter en schriften, Amst. 1850; Meerenberg en het aldaar op den avond van Zondag 9 Maart gevierd feest herdacht. Gedicht, Amst. 1851; Aan den Hoogleeraar Abr. des Amorie van der Hoeven, gedicht, Amst. 1852; De zelfstandigheid der ziel aan Prof. Schroeder van der Kolk, gedicht, Amst. 1852; Levensberigt van Jhr. Mr. P.S. Dedel, Hand. Mij. Ned. Letterk., 1852; Mr. Johannes van der Linden en Mr. J.D. Meyer als regtsgeleerden herinnerd, Amst. 1853; Dichterlijk geschenk aan mijne kinderen, enz., Amst. 1854; Navolgingen uit oude Lat. dichters, Amst. 1855, niet in den handel; Aan Mr. C.H.B. Boot, Burgemeester der stad, Amst. 22 Febr. 1855, dichtregelen; Brief van dankzegging aan de advocaten en procureurs wegens de mij geschonken medaille met mijn borstbeeld, Febr. 1856; Afscheidsgroet als voorzitter van de Arrond. regtbank te Amst., Dec. 1856. Voorts onderscheiden adviezen, redevoeringen ter opening van vergaderingen, bijdragen in tijdschriften, losse gedichten die later in zijn bundels zijn opgenomen, en vermeld worden in zijn levensbericht. Zijn door hem zelf beschr.: ‘Openbaar en letterk. leven’ over het tijdvak 1787 tot 1815 is als hs. gedrukt, Amst. 1867.
(Hand. Mij. Ned. Letterk., 1859.)