[Willem Goede]
Goede (Willem), geb. 1764, stud. te Jena in de godgeleerdheid, werd in 1787 Luth. pred. te Doetichem, twee jaren daarna te Kampen, waar hij in 1792 zich van zijn gemeente afscheidde om over te gaan tot de Remonstr. broederschap, waarbij hij in 1795 tot pred. te Rotterdam werd beroepen. In 1820 emeritus geworden, ging hij naar Kampen terug, waar hij 14 Febr. 1839 overleed.
Hij schreef, behalve eenige uitsluitend godsd. werken: De kinderen aan hunne zwakke zijde, of tafereelen van kinderlijke ondeugden en gebreken, Leiden 1805; Een voorspellende droom, Amst. 1808; Gallery van merkwaardige menschen en menschelijke lotgevallen, Dordr. 1813, 2e dr. Amst. 1835; Schoolonderwijs over de gezondheid van den mensch en derzelver bewaring, Zutphen 1813, 2e druk 1834; Nieuwe Katechismus der natuurlijke geschiedenis, Zutph. 1817, 4 dln.; Bloemen en vruchten, geplukt in den grooten tuin der geschiedenis, Amst.; Nuttig en aangenaam allerlei, Kampen 1839; Keur van Mengelingen ter bevordering van wijsheid, deugd en godsdienst, Gorinchem 1839.