ribus, en verwierf nog tien jaar later, 13 Oct. '47, den eersten onderwijzersrang; hij was ook secr. van het Natuurk. Genootschap te Gron., waar hij overl. 1 Dec. 1881.
Hij schreef: Beschouwing van het heelal of volksleesboek over de sterrekunde 1834, 2e dr. 1848; Iets over de kometen, 1835; Schoolliederen, met muzijk van R.G. Rijkens. Twee twintigtallen, 1834 en 1839; Twee en driestemmige zangstukjes, met muziek van D. Muller, 1834; Het Hartzgebergte en de Rijnstroom. Reisverhalen (met A.L. Wichers), 2 dln. 1839; Dichtbundel verzameld uit de werken van oud Vaderlandsche dichters, 1845, 4e dr. 1860; De tafeldans en tafelspraak en daarmede in verband staande verschijnsels, 1850; Het mundomotorium. Beschrijving en gebruik van een toestel om de bewegingen der wereldlichamen aanschouwelijk voor te stellen, 1854; Het Heelal en zijn wonderen (vertaald van Diesterweg), 2 dln., 1857, 4e dr. 1882; de meeste te Gron. gedrukt. Verder eenige werken over wiskunde, van welke enkele verscheidene drukken beleefden. Hij was van 1833 mederedacteur van het Tijdschrift voor onderwijs en opvoeding, later De Schoolbode genaamd, van Gruno, medewerker aan 't Album der Natuur, het Practisch volksboek, de Practische volksalmanak, Bato, enz., schreef bovendien vele bijdragen in bladen en tijdschriften, welker medewerkers niet worden genoemd.