Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 270]
| |
en godsdienstgeschillen van dien tijd. Op 22-jarigen ouderdom toog hij naar Delft, om zich daar in volle vrijheid en met vrucht toe te leggen op het doorgronden van den Bijbel. Dank aan zijn verbazend geheugen. werd hij in de H. Schrift zoo kapittelvast, dat hij voor de vuist alle teksten aanhaalde en over deze met talent redetwistte. Eensklaps veranderde hij nochtans andermaal van geloofsbelijdenis. In 1643 verliet hij Holland en kwam hij zich te Gent vestigen, om daar naar hartelust zijne geloofstwist ten voordeele van den Roomschen godsdienst voort te zetten met woord en pen, tot hij te Oudenburg overl. in 1675. Zijne talrijke werken zijn verzameld onder den titel: Geschriften van Arnout van Gheluwe, gheseydt den Vlaemschen Boer. Zij bevatten: Voorbode aen Jacobus Triglandius, Antw. 1634; Het derde deel van den Catholycken Echo, Antw. 1640; Het licht op den kandelaer ghestelt tot verlichtinghe der Nieuwigheden, Gent 1647; Den Gheestelycken Jaegher van Sampsons vossen, Gent 1648; Kort verhael van een 18jarige Reyse, Antw. 1650; Den Klyfhamer der Waerheyt, Antw. z.j.; Belydenisse van Rebecca Broekaers, Antw. 1650; Catholycke echo ofte waeren Gentschen wedergalm, teghen de valsch-opwerpende stemme van onse daeghelyksch overkomende ghepretenteerde ghereformeerde, enz., Antw. 1650, 3 dln.; Hollandsche Reyse; Een Commediants-tooneel 1652; Den afgetrocken Masscher 1652; Davids slingher teghen Goliath, Antw. 1653; Overwinlycke Cath. belydenisse, 1654; Ontledinghe van dry gereformeerde Martelaersboecken, 1656; Den blyden Vlaemschen Nachtegael, 1657; Cort verhael van het ghene dat ghepasseert is op den ouden man by IJsendijcke, 1659; Motiven die N. Cole beweegt hebben om de nieu ghereformeerde kercke te verlaeten, 1659; Den rampsalighen onderganck van de schriftureloose nieu ghereformeerde kercke, Antw. 1660; Letter-trompet uyt-gheblasen aen de Magistraet van Ghendt, 1660; Voorlooper tot waerschuwinge teghen P. Cabeljau, Antw. 1661; Den rampsaligen van Dragon; Wat nieus wt de prochie van Laren van dry ghemiste Geuse Martelaers, met portret. Zeebrandt om te verdryven alle de archlistighe zeemonsters die de onnoosele visschen uyt het net Petri soecken te rooven, om in het noorde-braek van de helsche kolcken te sleypen, t' Antwerpen by Michiel Cnobbaert voor den auteur tot Gent, 1664. |
|