[Mr. Jacobus Petrus de Fremery]
Fremery (Mr. Jacobus Petrus de), werd geb. te Leiden, 25 Febr. 1800, uit een geslacht uit Lotharingen afkomstig en wegens geloofsvervolging hierheen gevlucht. Op den dag van de Ramp van Leiden werd hij zwaar gewond van onder de puinhoopen der dept. school gehaald. Den 14 Sept. 1816 werd hij stud. in de letteren, beantw. met gevolgde bekroning in 1819 de prijsvraag der Gron. hoogeschool: Over de achter- en voorvoegsels in onze Taal, behoorde tot de uitnemende jongelingen, die de voorlezingen van Bilderdijk over onze geschiedenis volgden, en prom. 26 Juni 1823 in de rechten; zijne gezondheid belette hem ook den doctorstitel in de lett. te behalen. Hij werd adv. in Den Haag, kwam 1824 aan 't hoofd der gem. 's-Gravenzande, werd daar twee jaar later notaris, werd meermalen en lang tot aanzienlijke openbare ambten geroepen, in staat en kerk, behartigde vooral de weldadigheid en het onderwijs in christelijken zin en beoefende ook in dien geest de wetenschappen. Den 12 Aug. 1874 overl. hij te 's-Gravenzande; aan zijn levensbericht als lid van Letterkunde voegde Groen van Prinsterer een paar blz. toe, getuigen eener oprechte vriendschap, gedurende 57 jaren. Daar De Fremery meer een man van de