[Leo de Foere]
Foere (Leo de), 8 Febr. 1787 geb. te Tielt (West-Vl.) werd priester, daarna geestelijke leeraar te Roeselare, onderpastoor te Brugge en in 1823 Bestuurder van het klooster der Engelsche Nonnen te Brugge, in welke stad hij stierf op 7 Febr. 1851. Gedurende de jaren 1815 tot 1826 gaf hij het tijdschrift Le Spectateur Belge uit, waarin hij den nationalen geest met de liefde voor de moedertaal opwekte en de eenheid der spelling van het Nederlandsch voorstond, maar spoedig ook de staatkundige richting van Koning Willem I zoo hevig bestreed, dat hij er eene veroordeeling voor onderging in 1817. Na de omwenteling van 1830 werd hij door het distrikt Brugge gekozen tot lid van het Nationaal Congres en van 1831 tot 1848 zetelde hij als Volksvertegen woordiger. De Foere was toen een onverzoenlijk vijand van het Huis van Oranje en al wat Hollandsch was. De officiëele taalcommissie en alle Vlaamsche schrijvers, die de spelling van het Nederlandsch wilden verbeteren en vaststellen, schold hij in de Kamer voor intriganten en oproermakers, die de Hollandsche taal opnieuw in België wilden binnensmokkelen, om den landaard en de taal der Vlamingen te onderdrukken. Voor dezen onbesuisden uitval, scherp gehekeld, is de Foere bij de Zuid-Nederlanders vermaard geworden; want als schrijver in de moedertaal leverde hij slechts een Danklied door de kinderen der arme meysjesstad-school te Brugge, aen de Weledele heeren voogden, ter gelegenheyd der prysuytdeeling in de zelve schóol den 19 July 1820, dat gedrukt werd in den Antwerpschen almanak van Nut en Vermaek van het jaar 1821; Eenige Vlaemsche of Belgische