[Rhijnvis Feith]
Feith (Rhijnvis), geb. te Zwolle, 7 Febr. 1753, prom. reeds in 1770 te Leiden, werd in 1780 burgemeester van zijn vaderstad. later ontvanger van Convooien en Licenten en leefde daarna ambteloos, des zomers op zijn buitengoed Boschwijk en 's winters in de stad. Hij overleed te Zwolle 8 Febr. 1823.
Schr.: Vergankelijkheid van het heelal en de voortreffelijkheid van het verstand, Leid. 1777; Aan mijn vaderland, bij de oprichting van den huishoudelijken tak der Haarl. Maatsch., Leid. 1778; Lierzang op het tweede Eeuwgetijde van de Utr. Unie, Leid. 1779; Zegezang ter verjaring der Overwinning op de Doggersbank, Leid. 1782; Verhandeling over het heldendicht, Leid. 1782, 2e dr. 1809; Fanny, een fragment Amst. 1783, 3e dr. ald. 1826; Julia, Leid. 1783, herdr. 1793; Brieven over verschillende onderwerpen, 6 dln. Amst. 1784, herdr. 's Hage 1793; Thirsa of de zege van den godsdienst, trsp. Amst. 1784, 4e dr. 1822; Dagboek mijner goede werken in rekening gebragt bij God tegen den dag der algemeene vergelding, Amst. 1785, 4e dr. Amst. 1833; De patriotten, trsp. Amst. 1784 (naamloos); Lofdicht op De Ruiter Leid. 1784; Ferdinand en Constantia. Amst. 1785; Lierzang op het verbond met Frankrijk, Amst. 1787; De vriend van Het Vaderland (weekblad), Amst. 1787; Romances, op muzijk gebragt door C.F. Ruppe, Haarl. 1787, herdr. Zutf. 1806; Poëtisch mengelwerk met pl. Amst. 1778; Zedel. verhalen. 2 dln. Amst. 1788; Lofrede op J. Cats, vóór de uitg. van diens werken, Amst. 1790; Lady Johanna Gray, trsp. 's Hage 1791; Het Graf, in vier zangen, Amst. 1792; Bijdragen ter bevordering der schoone kunsten en wetensch., met J. Kantelaar, 3 dln. Amst. 1793-'96; Aan Frankrijk, lierzang, Amst. 1793; Ines de Castro, trsp. Amst. 1793; C. Mucius Cordus of de verlossing van Rome, trsp. Amst. 1795; Oden en Gedichten, 5 dln. Amst. 1796-1814; Over den betamelijken invloed van het Burgerlijk bestuur op zaken van godsdienst, deszelfs aard en uitgestrektheid, Haarl. 1797; Verhandeling over de kracht van het bewijs voor de waarheid en goddelijkheid der Evangelieleer, ontleend uit de wonderwerken van Jezus Christus en de Apostelen, 's Hage en Amst. 1801; De Ouderdom in zes zangen, Amst., 1802, 2e dr. 's Hage 1819; Godsd. begrippen en praktyken noodig voor deugd en goede zeden vooral bij een vrijeren regeringsvorm, enz., Haarl. 1802; Proeve van eenige gezangen voor den openbaren godsdienst, 2 dln. Amst. 1804, hieruit zijn er 36 opgenomen in de Evang. Gez.; Ode aan R.J. Schimmelpennick (met Kantelaar) 's Hage 1805; Brieven van Sophie, over den geest van de Kantiaansche wijsbegeerte, Amst. 1836; Aan Lod. Napoleon. Lierzang, 's Hage 1807; Verhandeling over de verbreiding der Evangelieleer over den aardbodem, Amst. 1809; De opwekking van Lazarus, Haarl. 1811; Verlustiging van mijnen ouderdom, Haarl. 1818, 3e dr. 1826; Uitboezeming van mijn hart bij het afsterven van de hertogin van Brunswijk, 's Hage 1819; De Eenzaamheid en de Wereld, Haarl. 1821, 2e dr. 1824; Op den dood van de Prinses Douairière van Oranje-Nassau, 's Hage 1821. Feith's Dicht- en Prosaische werken zijn uitgegeven te Rott. in 11 dln., 1825.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1824.)