[Petrus Epkema]
Epkema (Petrus), zoon van den voorg., geb. te Enkhuizen, 20 Febr. 1799, was, na in de letteren geprom. te zijn, praeceptor te Haarl. en daarna te Amst. Bij de reorganisatie van het gymn. in de hoofdstad verviel zijne betrekking, en had hij eene privaatinrichting tot voorbereiding voor hooger onderwijs, die langen tijd bloeide, totdat een vrij hooge leeftijd hem den rusttijd veroorloofde, dien hij te Amersf. doorbracht, waar hij overl. 15 Juni 1871.
Behalve eenige Lat. werken schreef hij: Middelen ter genezing der oude ingekankerde kwalen van J.F. Reitz, voorgeschreven door een oud practicus, Amst. 1856; De rede van Cicero tegen Catilina vertaald, verdedigd en opgehelderd, Amst. 1862. Naar aanleiding eener beoordeeling van laatstgenoemd werk onder het psd. Daleth in de Letteroefeningen van 1863, schreef hij: Wat zegt Daleth? En wat moet men van Daleth zeggen? 1863; Virgilius en zijne navolgers, benevens eene proeve van dichterlijke vertolking van Aeneis, II, vs. 1-107. (Vad. Letteroef. Febr. '68); Herziening der proeve van Dichterlijke vertolking van Virgilius, Amst. 1868; De Antigone van Mr. C.W. Opzoomer getoetst aan de Antigone van Sophokles en aan de regelen van taal en kunst, Amst. 1868.