Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Justus van Effen]Effen (Justus van), werd geb. 21 Febr. 1684 te Utrecht; zijn vader was daar een officier van bescheiden rang en beperkte middelen, zoodat de aangevangen letterk. opleiding onder Samuel Pitiscus niet aan de Utr. universiteit kon volbracht worden. Het ontbreken van zijn naam in het album maakt echter het beweren zijner gedeeltelijke geleerde vorming niet onaannemelijk, doch zij werd alsdan afgebroken, wellicht door den dood van zijn vader of diens afscheid uit den dienst. Justus heeft zijn bestaan reeds vroeg moeten vinden in de hoogere kringen, als gouverneur, reisgezel, zelfs met den rang van 2en of 1en gezantschapssecretaris, letterkundig huisgenoot, mentor van studeerende jongelui. Hierdoor bezocht hij Engeland en Zweden en sloot vriendschap met vermaardheden in de beschaafde gezelschappen van Den Haag, Rotterdam, Leiden en vooral te Londen, waar hij lid der Kon. Academie werd. Gedurende zijne betrekkingen en in de herhaalde tusschenpoozen, dat hij er geene had, schreef hij naar den toenmaligen smaak in spectatoriale geschr. of weekbl. en wel in de sinds zijne geboorte heerschende taal der refugiés, die hij echter eerst laat had aangeleerd; ook vertaalde hij daarin Eng. werken van naam. Gedurende een verblijf als mentor te Leiden, prom. hij daar in de rechten, 18 April 1737. Acht jaar later bezorgde hem de aanbeveling van een dankbaar leerling van aanzien het baantje van commies van 's lands oorlogsmagazijn in Den Bosch, waarop hij trouwde, doch van zijn minder kommervol leven slechts het genot mocht hebben tot den 18 April 1735, nadat hij vijf maanden vroeger zijn vaardige pen had nedergelegd, waarmede hij, vol geest en smaak, jarenlang gewerkt had aan de veredeling en verbetering zijner tijdgenooten. De beroemde 's-Gravesande, overleden 1742, en Th. van Snakenburg, z.a., waren zijne trouwe vrienden. Zijn hoofdwerk is: De Hollandsche Spectator. Dit weekblad verscheen van 20 Aug. 1731, totdat hij het wegens ziekelijkheid moest staken, 8 April 1735, in 360 vertoogen, en is veelmaal herdrukt. De tweede uitg. bevat zijn levensbericht door een jonger medewerker, P. Adrz. Verwer, z.a. (W. Bisschop, J.v.E. geschetst, Utr. 1859.) |
|