Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Aagje Deken]Deken (Aagje), geb. 4 Dec. 1741, onder Amstelveen, en in de herv. dorpskerk den 10 dier maand gedoopt, verloor haar vader reeds in Dec. 1745, haar moeder overleed elders. Van die ouders, 1 Jan. 1730 te Amstelveen getrouwd, is weinig bekend, alleen dat zij achteruitgegaan waren; de vader was van Nieuwkoop, haar moeders familienaam Bebber komt te Amst. onder de doopsgezinden voor en wordt ook in de Engelsche kerkregisters aldaar vermeld; zij woonden in de buurt aan den Amstel, bij de stad. Aagje werd nu door de zorgen en eene geldelijke bijdrage der familie van moederszijde den 10 Febr. 1746 opgenomen in het Collegianten weeshuis te Amsterdam, trad in dienst bij de dichteres Maria Bosch (z.a.) die in haar de liefde voor de poëzie aanwakkerde en weldra haar getrouwe vriendin werd. Na dezer dood, gaf Aagje beider ged. uit, en was verder in eene ondergeschikte betrekking werkzaam. Gedurende dien tijd gaf zij uit: Eeuwgetijde van het Weeshuis der Collegianten De Oranjeappel, 11 Aug. 1775. Aagje droeg een harer werkjes op aan haar neef, Hendrik Busserus - geb. 22 Jan. 1701, overl. 18 Aug. 1781 -, die haar zijn klein vermogen naliet en meer bekend is als de verzamelaar van een grooten atlas der Ver. Ned., welke de grondslag was der Middelburgsche Zelandia illustrata. Toen dns. Adr. Wolff den 29 April 1777 overleden was, schr. zijne wed. Elisabeth Bekker (z.a.) haar denzelfden nacht eene berijmde uitnoodiging, waaraan zij onverwijld voldeed; voortaan deelden zij, als Betje en Aagje, zoowel de wisselvalligheden des levens, als den letterroem, tot dat zij, den 14 Nov. 1804 in Den Haag overleden, zes dagen na hare vriendin op de begraafplaats Ter Navolging bij Scheveningen werd te ruste gelegd. Behalve het reeds vermelde, en een voorafgaanden Lijkzang op Jan Wagenaar, Amst. 1773, gaf zij alleen uit: Brief over de schrijfster der Eng. en Schotsche Catechismussen, 's-Grav. 1781; Traanen gestort by het overlyden van Bellamy, 's-Grav. 1784; De voorrechten van het Christendom, 's-Grav. 1787; Mijne offerh. aan het Vaderland, 's-Grav. 1799, met een stukje daarover, Leid. 1800; Iets voor Ouderen en Kinderen, Leid. 1804; Liederen voor den boerenstand, Leid. 1804; id. Gron. 1808, benevens elders geplaatste stukjes. Haar aandeel in de geschr. van beide vriendinnen is moeilijk aan te toonen. De titels daarvan zijn te vinden in de op het art. Elisabeth Bekker aangehaalde bronnen. |
|