[Jacob Cramer]
Cramer (Jacob), geb. te Rott. 24 Dec. 1833, stud. in de godgel. en prom. te Utrecht was in 1858 en '59 dir. der Zendingsschool te Rott., daarop van 1862-'66 achtereenvolgens pred. te Oude Wetering, Charlois en Amst.; in 1876 werd hij benoemd tot hoogleeraar aan de Academie te Gron. en in 1884 aan die te Utrecht.
Behalve eenige opstellen in verschillende theol. tijdschriften, preekbundels en andere godsdienstige werken schreef hij eene dissertatie over het Arianisme. Verder gaf hij uit: Illusie der moderne richting, Amst. 1867; Het berouw en het ethisch determinisme, Amst. 1868; Christendom en humaniteit, Amst. 1871; Waarheen nu? Amst. 1872; Wij gaan vooruit, Amst. 1873; Kerk en theologie. Redevoering, Gron. 1876; Alexandre Vinet als christelijk moralist en apologeet geteekend en gewaardeerd. (Bekr. door het Haagsch Genootsch. tot verdediging van de christ. godsd.) Leiden 1883; De kanon der H.S. in de eerste vier eeuwen der christel. kerk. Geschiedk, onderzoek, Amst. 1883; De R. Cath. en de oud-Prot. schriftbeschouwing. Hist. onderzoek, Amst. 1883; De symbolische verklaring der Evang. geschiedenis. Redevoering, Utr. 1884; De Prot. orthodoxie en het Protestantisme. Toespraak, Utr. 1884; De jongste hypothese, Utr. 1885. Met Dr. G.H. Lamers geeft hij uit: Nieuwe Bijdr. op 't gebied van godsd. en wijsbegeerte.