[Domien Cracco]
Cracco (Domien), geb. te Roeselare in 1791, was gedurende 30 jaar professor te Aalst, bij Roeselare en Kortrijk. Hij werd op later leeftijd krankzinnig en stierf 5 Maart 1860 in het krankzinnigengesticht te Gent.
Hij schreef: Leerdicht, toegezonden aen den godminnenden Heer Franciscus van der Biest, toen hy voor de eerste mael in zyne geboortestad, Brussel, het onbloedig slagtoffer aen God opgedragen had, den 4 van Zomermaend 1822, Roeselare 1822; Het Lied der Vryheid, 24 Nov. 1830, Roeselare 1830; Aen Mynheer den Baron de Lamberts, Gouverneur van Oost-Vlaenderen, den 7 Mey 1831, Roeselare 1831; Joseph herkend van zyne Broeders, naer het Italiaensch, Roeselare 1832; Danklied van de arme begunstigde meisjes der school van barmhartigheid in het klooster van den H. Vincentius à Paulo te Kortryk, by de uitryking van de pryzen, den 23 Nov. 1848, Kortrijk 1848; Miltons verloren Paradijs; De Dieren geslagen van de Pest, en de Wolf en het Lam, naer Lafontaine; Pope's Veldzang De Messias; Eene Bespiegeling op de Zelfmoord; De Feest van Daphnis, heldendicht; Gods Wraekengel aen Napels' Koning, na het in brand schieten van Messina. Ook vertaalde hij een gedeelte van Homerus in Nederduitsche verzen; fragmenten daarvan komen voor in het Nederduitsche Jaerboekje, in het Taelverbond, en in Astrea, terwijl hij op het eerste letterkundig congres te Gent er een gedeelte van voorlas. Hij voltooide het werk echter niet en de fragmenten werden niet te zamen gedrukt.