[Theophiel Coopman]
Coopman (Theophiel), te Gent geb. 24 Nov. 1852, vestigde zich ten jare 1873 te Brussel, waar hij beambte werd bij eenen aannemer van openbare werken. Vervolgens was hij daar boekhouder op een handelskantoor en thans is hij bureeloverste in het Ministerie van spoorwegen, posterijen en telegrafen. Hij plaatste dichterlijke bijdragen in tijdschriften tot hij in 1877, met Victor de la Montagne, De Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle stichtte. Met Victor de la Montagne gaf hij ook uit:
Onze Dichters. Eene halve eeuw Vlaamsche poëzie, 1830-1880. Naar tijdsorde gerangschikt, met biographische en bibliographische aanteekeningen, eene bloemlezing en eene inleiding. Met de portretten in koperets uitgevoerd door J.B. Michiels en Joz. Steynen, Antw. 1880 en 1882. Alleen gaf Coopman uit: De Nacht, cantate Dendermonde 1873; Lenteliederen, een dichtbundel, met twee schetsen van Dillens, Denderm. 1876; Gedichten en Gezangen, Antw. 1879; Hendrik Conscience, Haarl. 1883; De Taalstrijd hier en elders, Antw. 1884-87, drie dln.