[Levy Ali Cohen]
Cohen (Levy Ali), geb. 6 Oct. 1817 te Meppel, stud. te Gron. in de geneesk. en promov. in 1840. Na 25-jarige praktijk werd hij in 1865 inspecteur voor het geneesk. staatstoezicht in Overijsel en Drente, en in 1869 in Gron. en Friesl., en woont sinds te Gron. Zijne werkzaamheid in den uitgebreiden kring zijner roeping was even groot in de samenstelling van geschriften, die daarop in den ruimsten zin betrekking hebben, en in het bestuur en de instandhouding van geneesk. tijdschr., gedurende veel jaren.
Hij schr., behalve de hier bedoelde omvangrijke werken: Berigt omtrent de natuurl. gesteldheid van het eiland Rottum, 1840; Bijdrage tot de geologie van ons vaderl.: de Hondsrug en deszelfs versteeningen, 1842; De dichter van het boek Job als dierkundige beschouwd, 1843; De ontwikkeling van georganiseerde wezens uit niet georganiseerde stoffen, eene bijdr. tot de leer der zoogen. generatio spontanea, 1846; Waarom en hoe moet de wetenschap der natuur door den mensch worden beoefend? 1847; met Dr. G.A. Stratingh: Het Verslag van het 3e landhuishoudk. congres gehouden te Gron. in 1848, 1848; met Mr. W. de Sitter en J. Post: Een bekroonde verhandeling over de konijnenteelt, 1854; met Mr. W. de Sitter: Verslag van 't eerste congres over 't armwezen, 1854, alle te Gron. uitgegeven.