naar de gemeenten in de buitenbezittingen, welke reis vijf jaar duurde, keerde daarop naar Nederland terug en sleet zijne laatste levensjaren te Arnhem. Hij stierf te Katwijk 20 Juli 1869, waar hij was heengereisd tot herstel van gezondheid.
Hij schreef onder meer andere werken: Rijmelarij, Leid., 1833; Cantate en gezangen bij de inwijding der Willemskerk te Batavia, Bat., 1839; Allerlei, verzameling van onderscheiden in het Tijdschrift van Ned.-Indië geplaatste stukken, Bat., 1e dl., 1840, 2e dl. 1842, bevattende proza en poëzie; Indisch Archief, Tijdschrift voor de Indiën, 4 dln., Bat., 1849-'55; Nederlandsch Oost-Indië, Reizen over Java, Madura, Makassar, enz., 3 dln., Rott., 1859-'61; Zijne verzen zijn in verschill. jaarboekjes verspreid, of rusten nog in albums en portefeuille.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1870.)