[Derk Buddingh]
Buddingh (Derk), geb. te Driel 18 Dec. 1800, was eerst bijzonder onderwijzer te 's-Grav., later leeraar en bibliothecaris aan de Kon. Acad. te Delft. Sedert de opheffing dier inrichting woonde hij te Utrecht, waar hij 16 April 1874 overl. Hij is de grondlegger van het Ned. Onderw.-genootschap en deed eene reis in de Vereenigde Staten. Zijne werkzaamheid bracht honderd elf gedrukte werken voort, behalve tallooze kleinere stukken; zijne kennis was zeer uitgebreid; als zelfoefenaar wijkt hij in oudheidk. zaken wel eens van de meening der mannen van wetenschap af.
Tot zijne voornaamste geschr. behooren: Aanleiding tot de kennis der letterk. gesch. der Nederlanden, 's-Grav., 1825; Archief voor de Gesch. van opv. en onderw., 's-Grav., 1833-'39; Alg. gesch. van opv. en ond., Amst., 1834; Verhandeling over den aard der Noordsche godenleer, Utr., 1836; Eddaleer of handboek voor de noordsche mythologie, Utr., 1837; Over oude en latere drinkplegtigheden, vooral der Scandinaviërs, Germanen en Nederlanders, 's-Grav., 1842; Verhand. over het Westland, ter opheld. der Loo-en, Woerden en Hoven, benevens de natuurdiensten der Friezen en Batavieren, Leiden, 1844; Mirakelgeloof en mirakelen in de Nederlanden. Hist. Letterk. Proeve naar aanleiding van het 5e eeuwfeest van het H. Sacrament van mirakel te Amst., 's-Grav., 1845; Geschied- en letterk. Archief, 's-Grav., 1852; De kerk, school en wetenschap in de Vereen. Staten van Noord-Amerika, 3 st., Utr., 1852-'53; Dietsche taal en poëzy met betrekking tot de algemeene, kerkelijke en staatk. gesteldheid gedurende de middeleeuwen, Gor., 1859; De Dietscher Jacob van Maerlant, Arnh., 1869; Wandelingen door de Betuwe, ter opsporing van Germaansche, Bataafsche en Romeinsche Oudheden (1854-'60), Tiel, 1861; Nieuwe Wandelingen, enz., Tiel, 1865; Voorts schr. of vert. hij veel werken ten behoeve van het onderwijs, de statistiek enz.. benevens een werk over het Boetregt bevattende een onderzoek naar den oorsprong en de naambeteekenis van het geslacht Buddingh, Delft, 1863, en plaatste, buiten den handel, talrijke bijdragen van allerlei aard in verschillende tijdschr. en jaarboekjes.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1876.)